251
minste tot den grootste! Dit gruwelijke Babel van onbeschaamde zelfverheffing en wederkeerige kleinachting, dit verdoovende kabaal van tegenstrijdigen ophef, beroepen en bezwering, dit schrikwekkende stelsel van stalen bedelarij—wat beteekende dit alles dan de noodzakelijkheid, in eene maatschappij waar de gelegenheid om de wereld van dienst te zijn overeenkomstig zijn vermogens, in plaats van iedereen verzekerd te worden, als het eerste doel van elke maatschappelijke inrichting, bevochten worden moest!
Ik bereikte Washington Straat op het drukste punt, en waar ik stond barstte ik uit in lachen tot ergernis van de voorbijgangers. Al stond er de dood op, ik had het niet kunnen laten, zoo krankzinnig vond ik het gezicht van de oneindige rijen winkels aan beide kanten, links en rechts zoover ik kon zien,—bij twintigtallen, om het schouwspel nog dwazer te maken, binnen een steenworp, bestemd voor den verkoop van hetzelfde artikel. Winkels! winkels! winkels! mijlen ver winkels! tienduizend winkels om de goederen te verdeelen noodig voor deze enkele stad, die in mijn droom voorzien was geworden van alle zaken door éen pakhuis, gelijk zij besteld werden in éen winkel in elke buurt, waar de kooper zonder moeite of tijdverlies, onder éen dak de sorteering van de geheele wereld in het artikel dat hij verlangde bij elkaar vond. Daar waren de kosten van de verdeeling zoo gering geweest, dat de prijs van de goederen den gebruiker er niet noemenswaard duurder om te staan kwam. Feitelijk betaalde hij niets meer dan de productiekosten. Maar hier verhoogde de verdeeling van de waren, alleen de behandeling, den kostenden prijs met een vierde, de helft of meer. Al die tienduizend inrichtingen moesten