253
betalen. Somtijds raakte ik de kluts kwijt en kwam in verwarring door het gezicht; waartoe zooveel moeite om de menschen te doen koopen? Dat had toch niets te maken met de eerlijke bezigheid van goederen te verdeelen aan hen die ze noodig hadden! Het was eenvoudig verspilling van arbeid om den menschen iets op te dringen wat nuttig zou kunnen zijn voor anderen. De natie was zooveel te armer door dit bedrijf. Waar dachten deze bedienden over? Dan herinnerde ik mij dat zij niet bezig waren als verdeelers, zooals ik hen gezien had in den winkel dien ik bezocht had in mijn droom. Zij waren niet werkzaam in het algemeen belang, maar voor hun eigen persoonlijk belang, en het ging hun niets aan wat het gevolg van hunne handelwijze op de algemeene welvaart zou wezen, als zij hun eigen beurs maar spekten, want deze goederen waren hun eigendom, en hoe meer zij er van verkochten en hoe meer zij er voor kregen, des te grooter was hun winst. Hoe verkwistender de menschen waren, hoe minder behoefte zij hadden aan de dingen die men hen dwong te koopen, hoe beter voor de verkoopers. Overdaad aan te moedigen was het groote doel van de tienduizend winkels in Boston.
En deze winkeliers en bedienden waren geen haar erger dan wie ook in Boston. Zij moesten aan den kost komen en hunne gezinnen onderhouden, en hoe konden zij een beroep vinden om dat te doen zonder genoodzaakt te zijn hunne persoonlijke belangen te stellen boven die van anderen en die van het geheel? Zij konden niet verzocht worden te verhongeren, terwijl zij wachtten op een staat van zaken zooals ik in mijn droom had gezien, waarin het belang van enkelen en het belang van allen éen en