258
fluisteren van een spook, het spook der onzekerheid.—"Al doet gij uw werk nog zoo goed," fluisterde het spook,—"vroeg op en in de weer tot 's nachts, behendiglijk steelt of getrouwelijk dient, gij zult de zekerheid niet kennen. Rijk kunt gij nu zijn en toch later tot armoede vervallen. Laat uwen kinderen zooveel rijkdom na als mogelijk is, gij kunt de zekerheid niet koopen dat uw zoon niet zal woorden de knecht van uw knecht, of dat uwe dochter niet gedwongen zal worden zich zelf te verkoopen voor brood."
Een voorbijganger stopte mij een kaart in de hand waarop een nieuw stelsel van levensverzekering geadverteerd was. Dit herinnerde mij aan het eenige middel, de aandoenlijke erkenning van den algemeenen nood waarin het nog zoo kwalijk voorzag, dat dezen vermoeiden en gejaagden lieden eene gedeeltelijke bescherming tegen de onzekerheid verschafte. Door dit middel konden de welvarenden eenigen waarborg koopen dat na hunnen dood hunne geliefden, tijdelijk althans, niet zouden vertreden worden onder de voeten van de menschen. Maar dit was alles en dit was alleen voor hen die er goed voor konden betalen. Welk denkbeeld konden deze ellendige bewoners van het land van Ismaël, waar alle handen geheven waren tegen elk en ieders hand tegen ieder ander, van de ware levensverzekering hebben, zooals ik haar had gezien bij de menschen van dat droomland, waar elk, bloot krachtens zijn lidmaatschap van het groote gezin, geassureerd was tegen gebrek van alle soort door een polis met de onderteekening van honderd millioen landgenooten.
Eenigen tijd later bevond ik mij op de stoep van een gebouw kijkend naar een militaire parade. Een regiment