29
haastigheid, overigens volkomen verschoonbaar in deze omstandigheden, mij niet eenigszins genoodzaakt had. Ik was," voegde hij er lachende bij, "een beetje bang, dat ik een pak slaag zou krijgen als ik niet voort maakte. Ik herinner mij dat de Bostonners van uw tijd flinke boksers waren en niet van gekheid hielden. Ik geloof, dat gij nu wel niet meer denkt dat ik u voor den mal houd."
— "Als gij mij gezegd had," antwoordde ik met diep ontzag, "dat duizend in plaats van honderd jaren waren voorbijgegaan, sedert ik voor het laatst deze stad heb aanschouwd, zou ik u nu willen gelooven."
— "Een eeuw slechts is voorbij," hernam hij, "maar in menig duizendtal jaren van de geschiedenis, hebben er minder merkwaardige veranderingen plaats gehad.—En nu", zeide hij, "zijn hand uitstekende met onweerstaanbare vriendschappelijkheid, "laat mij u hartelijk welkom heeten in het Boston van de twintigste eeuw en in mijn huis. Mijn naam is Leete, zij noemen mij Dr. Leete."
— "Mijn naam," zeide ik, terwijl ik hem de hand drukte, "is Julius West."
— "Het is mij zeer aangenaam kennis met u te maken, Mijnheer West," antwoordde hij. „Aangezien dit huis gebouwd is op de grondslagen van het uwe, hoop ik dat gij er u gemakkelijk thuis in zult voelen."
Na de ververschingen, presenteerde Dr. Leete mij een bad en andere kleeren, waarvan ik gaarne gebruik maakte.
Het scheen niet dat bijzondere veranderingen in mannenkleeren voorgekomen waren onder de groote wijzigingen waarvan mijn gastheer gesproken had, want, op