47
staatslieden, en populariteits-bejag of omkooperij zijn woorden alleen met een historische beteekenis."
—"De menschelijke natuur moet dan wel erg veranderd zijn," merkte ik op.
—"Volstrekt niet," sprak Dr. Leete, "maar de toestanden van het leven zijn veranderd, en daarmede de drijfveer van menschelijke handelingen. De inrichting van de maatschappij bij u was zoo, dat ambtenaren voortdurend verleid werden om hun macht te misbruiken ten behoeve van het persoonlijk oordeel van henzelven of van anderen. Onder zulke omstandigheden schijnt het bijna vreemd dat gij hun een enkel van uwe belangen durfdet opdragen. Tegenwoordig daarentegen is de maatschappij zoo ingericht dat geen beambte, hoe kwalijk-gezind ook, op eenigerlei manier voordeel zou kunnen plukken of doen plukken uit misbruik van gezag. Al ware hij zulk een slechte ambtenaar als gij verkiest, hij zou niet omkoopbaar kunnen zijn. Hij heeft er geen enkele reden voor. Ons systeem stelt geen premie op oneerlijkheid. Maar dit zijn zaken die gij alleen begrijpen kunt als gij mettertijd ons beter leert kennen."
—"Maar gij hebt mij nog niet gezegd hoe gij de arbeidsquaestie hebt geregeld," zeide ik. "Wij spreken alleen over de kapitaal-quaestie. Nadat de natie het beheer had overgenomen van molens, fabrieken, spoorwegen, boerderijen, mijnen en in het algemeen van het kapitaal van het land, bleef toch het arbeiders-vraagstuk bestaan. Door de verantwoordelijkheid van den kapitalist te aanvaarden, had de natie tevens de moeielijkheden van zijn positie aanvaard."
—"Van het oogenblik af," antwoordde Dr. Leete," dat de natie de verantwoordelijkheid van het kapitalisme had aanvaard, verdwenen die moeielijkheden. De algemeene organisatie van den arbeid onder éen bestuur bevatte de oplossing