52
kelijker is dan andere. Aan den anderen kant, als het aantal vrijwilligers gevaar loopt onder de vraag te blijven, weet men dat het vak in quaestie lastiger wordt gevonden. Het is ook de taak van de regeering om steeds de voorwaarden van alle beroepen gelijk te maken, zoodat alles even begeerlijk wordt voor de personen die er aanleg voor hebben. Dit wordt gedaan door de werkuren in de verschillende vakken te laten afhangen van de moeilijkheid. De lichtere bedrijven, die onder aangename omstandigheden worden uitgeoefend, hebben op deze manier de meeste uren, terwijl een onaangenaam vak, als mijnwerker, zeer korte uren heeft. Er is geen algemeene theorie, geen regel a priori, waardoor de aantrekkelijkheid van elken arbeid wordt bepaald. Het bestuur volgt eenvoudig, door van de eene klasse van werklieden leden af te nemen en die te voegen bij andere klassen, de meening van de arbeiders zelven zooals zij zichtbaar is in het getal vrijwilligers. Het beginsel is dat het werk van geen enkel mensch zwaarder behoort te zijn dan het werk van een ander, en de werklieden zijn zelf de rechters. Deze regel kent geen grenzen. Als eenige soort van bezigheid zoo zwaar of zoo onaangenaam zou zijn, dat, om vrijwilligers te werven, de arbeidsdag tot tien minuten beperkt moest worden, zou men het doen. Indien dan nog niemand haar zou willen verrichten zou zij onuitgevoerd blijven. Maar natuurlijk is een matige afneming van het aantal werkuren, verbonden aan andere voorrechten, voldoende om alle noodige vrijwilligers voor elken arbeid te krijgen. En als werkelijk de onvermijdelijke bezwaren en gevaren van eenig noodzakelijk beroep zoo groot waren, dat geen belofte van voordeelen groot genoeg zou zijn om den afkeer van de menschen te over-