Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/73

Deze pagina is proefgelezen

65

—"Zult u dan oppassen dat het niet terug keert?" vroeg zij angstig.

—"Daar kan ik nog niet voor instaan," antwoordde ik.

"Het is nog te vroeg om daar iets van te zeggen, omdat alles nog zoo vreemd voor mij wezen zal."

—"Maar u moet tenminste niet probeeren er alleen tegen te vechten," ging zij voort. "Beloof ons dat u bij ons zult komen en goede vrienden met ons zult worden en ons toestaan u te helpen. Misschien kunnen wij niet veel doen, maar dat zal toch beter zijn dan alleen blijven met zulke gevoelens."

—"Als ik mag zal ik altijd bij u komen," zeide ik.

—"O ja ja, dat moet u zeker doen," hernam zij haastig.

"0m u te helpen zou ik alles doen wat ik kon."

—"Alles wat ik vraag is dat u mij eenigszins beklagen zult, zooals u nu schijnt te doen," was mijn antwoord.

—"Dat is dan afgesproken," zeide zij lachend door hare tranen; "den volgenden keer komt u het mij zeggen, inplaats van in uw eentje heel Boston door te loopen."

De afspraak dat wij geen vreemden voor elkaar zouden zijn, scheen mij niet anders dan natuurlijk, zoo dicht bij elkander hadden ons gebracht mijn verdriet en hare liefdevolle tranen.

"Ik beloof," voegde zij er bij, met een uitdrukking van bekoorlijke schalkschheid, terwijl zij sprak allengs overgaande in geestdrift, "dat, als gij bij mij komt, ik u zoo erg beklagen zal als ge maar wilt, maar u moet geen oogenblik denken dat ik u wezenlijk beklaag, opdat uw droefheid lang zal duren. Ik weet dat de wereld tegenwoordig een hemel is vergeleken bij de wereld in uw tijd, en dat het eenige gevoel dat u spoedig zult krijgen, een