76
prijzen en voordeelen, noodig zijn om van de gewone menschen de uiterste inspanning in welke richting dan ook, gedaan te krijgen."
—"Maar welk voordeel," vroeg ik, "kan iemand verlokken om zijn beste krachten te gebruiken, indien, hoe veel of hoe weinig hij tot stand brengt, zijn loon hetzelfde blijft? Groote karakters kunnen worden bewogen zich te wijden aan het algemeen belang, maar is de gewone mensch, bij deze inrichting, niet eerder geneigd om de riemen er bij neer te leggen, met de gedachte dat het nutteloos is zich te zeer te vermoeien, aangezien zijn inspanning zijn inkomen niet vergrooten zal, of zijn traagheid haar niet doen slinken?"
—"Meent gij dan werkelijk," was de wedervraag van Dr. Leete, "dat de menschelijke natuur ongevoelig voor andere drijfveeren is dan vrees voor gebrek en liefde voor overvloed? Gelooft gij, dat men niet onbekommerd en rustig kan leven zonder deze prikkels tot arbeid? Uwe tijdgenooten dachten er anders over, al verbeeldden zij zich, dat zij dit niet deden. Als er sprake was van de hoogste soort van inspanning, van de opperste zelfverloochening, verlieten zij zich op geheel andere prikkels. Geen hooger loon, maar eer en hoop op de dankbaarheid van de menschen, vaderlandsliefde en plichtbesef waren de beweegredenen, die zij aan hunne soldaten voorhielden als het er op aankwam te sterven voor het volk, en te allen tijde hebben deze motieven het beste en het edelste in den mensch wakker geschud. Maar dit niet alleen, want als gij de geldzucht, die de algemeene drijfveer tot inspanning was in uwe dagen, gaat ontleden, vindt gij, dat vrees voor gebrek en neiging tot weelde, maar éen van de redenen was, waaruit deze geldzucht was samen-