Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/89

Deze pagina is proefgelezen

81

loopen had. Het was de eerste keer dat ik een openbaar gebouw van de twintigste eeuw van binnen zag, en het schouwspel maakte een diepen indruk op mij. Ik kwam in een reusachtige zaal of hal, vol licht, niet alleen stroomend door de ramen aan beide kanten maar ook van uit den koepel, honderd voet boven den grond. Daaronder, in het midden van de hal, klaterde een prachtige fontein, die de atmosfeer heerlijk koel maakte. De muren in de zoldering waren beschilderd in zachte tinten om het felle licht te verzachten, zonder het op te slorpen. Om de fontein heen was een reeks zitplaatsen gebouwd, stoelen en sofa's, waar vele menschen zaten te praten. Opschriften op de wanden duidden aan, welke soorten van goederen verkrijgbaar waren aan de toonbanken er onder. Edith richtte hare schreden naar een van de toonbanken, waarop stalen van manufacturen in een verbazende veelsoortigheid waren uitgestald, en begon ze te bekijken.

—"Waar is de bediende?" vroeg ik, want er was niemand achter de toonbank en er scheen niemand te komen om de koopster te helpen.

—"Ik heb nog geen bediende noodig," zeide Edith. "Ik ben nog niet klaar met uitkiezen."

—"Het was vroeger juist de voornaamste bezigheid van de bedienden om de menschen te helpen kiezen," zeide ik.

—"Wat, om de menschen te vertellen wat zij noodig hadden?"

—"Ja, en meer nog om hun te laten koopen wat zij niet noodig hadden."

—"Maar vonden de menschen dat niet erg onhebbelijk?" vroeg Edith verwonderd. "Welk belang konden zij er bij hebben of de menschen kochten of niet?"

—"Het was hun eenig belang," antwoordde ik. "Zij