scheiding, die hem ten deel viel als de talentvolle, ontwikkelde D. uit de courant van de hoofdstad.
Nu had hij de verklaring, en tevens de zalige zekerheid, dat zulk een offer van hem niet zou worden gevergd. En ofschoon vol bewondering voor den heldhaftigen strijd door zijnen vader tegen de ijdelheid gestreden, gaf hij zich met meer kalmte en vertrouwen over aan de illusiën, die hij koesterde ten opzichte eener sterke, machtige kerk, — een kerke Gods, zóoals zij in deze tijden moest zijn, — hoog en licht, gesteund door energieke mannen, die eene plaats innamen welke hun veroorloofde het „heilig gezag“ hoog te houden.
De kleine Johannes rekte zich onwillekeurig uit; hij was in werkelijkheid niet groot. Als iemand hem zei, dat hij op zijne moeder geleek, behaagde hem dit geenszins; zijn trots was het, door stem en manieren aan zijnen vader te doen herinneren.
Het was een knagende worm aan zijn geluk, de ervaring — de bittere ervaring, dat zijn voorkomen onbeduidend was, zóo zelfs, dat de menschen de oogen optrokken en — „ah!“