delijk leerde ze van hem houden, zoodat zij op zekeren avond „ja" zei, — zij wilde op hem vertrouwen, hem volgen door het leven.
Toch was het voor haar een soort verrassing, toen ze tot het helder besef kwam, zich voor het leven te hebben verbonden; daarenboven maakten hare vriendinnen en teleurgestelde aanbidders het haar met hunne verbazing en wanhoop zoo lastig, dat zij zich van harte verheugde, de stad te kunnen ontvluchten, om haren verloofde te volgen naar zijne familie.
Hare moeder was zeer ingenomen met „de partij", — zij had den theologischen candidaat altoos in bescherming genomen; Jörgen Pram verwonderde zich, maar zei niets.
Maar in de stad was hare verloving eene gebeurtenis van gewicht, die in verband werd gebracht met den strijd die er heerschte, zoodat zij bijna eene politieke beteekenis kreeg: De zoon van den predikant Jürges — den talentvollen D. in de courant der hoofdstad — verloofd met de dochter van een der rijkste mannen van het land! Hij had den papegaai geschoten, maar zij kon ook tevreden zijn.
Alleen de lichtzinnige neven en hun aanhang