nemen en geven van het vele goede dat zij vond en bezat. —
Evenmin twijfelde zij, of ze een gunstigen invloed zou uitoefenen op zijn hart en geest; en zij verheugde zich in het vooruitzicht, samen het groote, rijke leven te genieten, in het gevoel, een schakel uit te maken van een grootsch geheel. Zij wist bij ervaring, hoe dit aan alles wat men deed beteekenis en doel kon geven.
Het was voor haar, die zelden andere menschen had ontmoet dan die door haar als partie-égale waren beschouwd, eene heerlijke gedachte, zulk een geleerden, weluitgerusten man te volgen in de wereld, met hem te zullen leven onder denkende, arbeidzame menschen, eene gedachte, die eene eigenaardige bekoorlijkheid ontleende aan het vooruitzicht op een gezellig thuis, in de lange, lichte nachten, daar ginds, ver in het gebergte.
Een meer open blik voor alles wat hem om gaf, was, — naar Gabriëlle's meening — het eenige wat haren vriend ontbrak.
Zij verwonderde zich niet over dit gebrek. Alles toch wat hij van schoolknaap tot kandidaat had moeten leeren, waren zaken geweest