125
niet uit zooals jonge meisjes er behoorden uit te zien. Hare beide dochters zagen er — ofschoon ze lang niet zoo schoon waren als Gabriëlle — toch veel meer — meer — in elk geval, meer n a a r b e h o o r e n uit. Was dàt een manier om het haar op te maken! — met een paar groote naalden, en geen enkele behoorlijke vlecht; — Mevrouw Jürges' vingers jeukten om die weerbarstige lokken, — die er uitzagen, alsof ze elk oogenblik zouden losgaan — glad te borstelen en te vlechten.
Maar dezen bleven — vreemd genoeg — zitten zooals zij zaten, ofschoon Gabriëlle, achterover in eenen schommelstoel geleund, het hoofdje liet rusten tegen eene sluimerrol en op levendige wijze zich nu eens tot Daniel dan tot Johannes wendde. Eerst toen Mevrouw Jürges een weinig op de hoogte was van den ongewonen snit van Gabriëlle's kleeding, en elke zoom in haar overkleed steek voor steek "had opgenomen", begon ze eenig begrip te krijgen van de onberispelijke elegantie harer schoondochter, wat het gevoel van "vreemdheid" tegenover deze nog scheen te vermeerderen.
Midden op de tafel stond de lamp.