129
mee de jeugd zich heden ten dage vermaakt! — want, dit moet de lieve jeugd weten, er is niets nieuws onder de zon. Ik ben altijd — en ik durf zeggen, — ik ben het nòg — een warm vriend geweest van hervorming. Maar — wat ik op de jeugd voor heb, is de kostelijke gave der voorzichtigheid, een gerechtigd wantrouwen in het nieuwe, onbeproefde, dat de jeugd zoo onweerstaanbaar lokt. En wij, die in de gelegenheid zijn geweest, de zaken van twee kanten te bekijken, wij weten, dat eene hervorming slechts dàar eene ware, werkelijke hervorming zijn kan, waar de verhoudingen er rijp voor zijn; wij kennen de gevolgen, die de blinde opruiingswoede na zich moet sleepen, waartoe ijdele en heerschzuchtige menschen, uit lust tot verandering, worden gedreven; — wij weten, hoe gemakkelijk het is, het kind met het waschwater weg te werpen."
„Zou dat inderdaad zoo gemakkelijk zijn?" — vroeg Gabriëlle, op een toon zoo ijzig, dat Johannes verbaasd tot haar opzag. Zij schommelde langzaam met haren stoel heen en weder, en bleef den predikant, die voor haar stond, strak aanzien.
„Wat bedoelt ge? — Wàt zou niet ge-