Pagina:In de sneeuw.djvu/137

Deze pagina is gevalideerd

135

nauwe betrekking zou staan, meende, zóo te moeten beginnen, dan was het haar plicht hem onomwonden te zeggen: dat zij zich zulk een oordeel nimmer zou laten welgevallen.

Des te meer zou zij zich aan Johannes hechten: zij wist immers van hem zelven, dat de jonge theologen lachen om de „donderpreeken" hunner ouders, en het was in een geheel anderen toon en met zeer verschillende middelen, dat Johannes zijne tegenstanders op godsdienstig gebied bestreed. Hij had een veel te rechtschapen karakter, om zich tot zóo iets te vernederen.

Het ontbrak Gabriëlle aan gelegenheid om dadelijk met Johannes te spreken, wijl zij, buiten de kerk gekomen, aan de dames van den burgemeester werd voorgesteld. De predikant moest den volgenden dag, in een plaatsje aan de overzij der Elbe gelegen, een predikbeurt vervullen, hetgeen de vrouw van den burgemeester bewoog, de dames en Johannes uit te noodigen, om morgen bij hen te komen dineeren.

Maar Gabriëlle zag — en dit maakte een zeer pijnlijken indruk op haar, — dat Johannes, schijnbaar, het volkomen met Mevrouw de burge-