Pagina:In de sneeuw.djvu/144

Deze pagina is gevalideerd

142

der gemeente is geweest, door zijne — zijne, — ja, rechtuit gezegd, door zijn gebrek aan zedelijkheid?"

Gabriëlle lachte: „Gij behoeft dat niet zoo tragisch op te nemen, Johannes! Het is den ouden heer zeer goed aan te zien, dat hij een weinig aan die kwaal heeft geleden."

Johannes bleef staan, wendde zijn gelaat geheel naar Gabriëlle, en zag met zijn heldere oogen vlak en ernstig in de hare.

„Liefste Gabriëlle! laat in 's hemelsnaam dien toon varen, ik smeek het je. Ik weet, dat het niet je natuurlijke toon is; het is je omgang in de stad, — met die kliek — "

„Ik wil oprecht zijn, Johannes! — ik had een weinig behoefte aan dien toon. Ik was zoo oproerig over je vaders preek, zoo triest en ontstemd, en nu heeft deze oude zondaar mij een weinig opgekwikt — niet door zijne zondigheid, maar door mij iets mee te deelen van den humanen, vriendelijken geest, die de genoegens van het leven vliedt noch veroordeelt; — en dàt heeft me goed gedaan, — dat stemde mij verzoenend."

„Wat zeg je? verzoenend? — en oproerig? waart ge oproerig door vader's preek?"