165
den boozen tijdgeest, op hem afgezonden om zijne sterkte te beproeven; en hij bespeurde met blijdschap en dankbaarheid, dat de woorden die hij tot haar zou moeten spreken, hem nu alreede duidelijk voor den geest stonden, — de woorden van waarheid — Gods eeuwige, onveranderlijke waarheid.
„Speelt ze?" vroeg een weinig later de predikant, bij het hooren van muziek, die uit de huiskamer tot hem doordrong.
„Gabriëlle speelt uitstekend," was het verheugde antwoord van Johannes.
Maar zijn vader sprak: „Dan zal ze zeker spoedig het hart uwer moeder stelen."
Er lag bijna iets vijandelijks in zijnen toon, en de predikant scheen dit zelf op te merken; daarom vervolgde hij op zijne gewone, hartelijke manier: „Meen niet, beste Johannes, dat ik iets tegen uw meisje heb: maar ik moest zeggen, wat mij op het hart lag, opdat wij elkander goed zouden verstaan. Gij zult er mij later dankbaar voor zijn."
Johannes bleef het antwoord schuldig, zijne gedachten waren zeer onrustig geworden. Onderwijl bulderde de wind nog steeds door het