169
Maar hare mama had haar tevens verteld, dat Mevrouw Jürges zoo zeer was veranderd, zoo ernstig was geworden. En Gabriëlle had plechtig moeten beloven, in de pastorie nooit te zullen spelen, of over muziek te spreken.
Maar hoe kon zij zich aan die belofte houden, terwijl ze daar zat en gevoelde hoe alles wat zij sprak of deed haar slechts verwijderde van de vrouw — de moeder harer Johannes — van wier gemoedsbestaan zij toch iets meende te begrijpen, als zij in die groote, bruine oogen blikte.
Zij moest het met de muziek beproeven.
„Speelt gij nooit meer, Mevrouw?"
„Ah,ja — zoo nu en dan!"
„Gij speelt!" riep Gabriëlle verheugd; „en ik had gehoord — dat wil zeggen, ik meende, dat u nooit meer muziek maaktet. Maar waar is uwe muziek? ik heb er nog niets van gezien."
„Ik speel nooit meer van het blad," antwoordde Mevrouw Jürges, terwijl ze bloosde als een jong meisje.
„Vergeef me — " sprak Gabriëlle, „ik weet wel, dat gij geen noten behoeft, zoo als wij andere stumpers. Maar ik dacht, om op de