182
nu gaf ze geen gevoel van weelde meer. Een onverklaarbare angst beklemde haar.
„Het is opmerkelijk, welk een invloed het weder heeft op zulke zenuwachtige gestellen, als moeder," — sprak de predikant half fluisterend tot Johannes; „ik voel, hier in mijnen stoel, hoe ze beeft en trilt, als de wind zich verheft. Het is zeer onaangenaam, maar ik weet, dat zij het niet helpen kan."
„Arme mama," zeide Johannes; „gij zijt toch niet bang dat het dak er zal afvliegen? Kom, ga hier naast me zitten, hier is zoo'n gezellig hoekje!"
Mevrouw Jürges voldeed aan het verzoek, en nam zeer dicht bij haren zoon plaats — maar kalm werd ze niet. Want haar fijn gehoor was de gespannen stemming niet ontgaan, waarin „Daniel" verkeerde. De neerdrukkende invloed van het weder liet zich bij hen allen gelden. Er scheen iets in de lucht te zitten, dat elk geluid verscherpte en beteekenis gaf.
Zij luisterden nu allen naar het gekraak, dat het openen van Gabriëlle's kamerdeur veroorzaakte, en naar de voetstappen van Gabriëlle, bij het afdalen van de trap. Terwijl Johannes