202
niet wil zweren, omdat hij niet gelooft — weg met hem! en komt er een die niet wil zweren juist omdat hij gelooft — weg met hem. Slechts zij, die zoo onverschillig zijn, dat ze zich geen rekenschap geven van hunne daden, of zoo huichelachtig, dat zij niet blozen den Meester in het gelaat te spuwen en dat eerbied te noemen — slechts dezulken kunnen in een Christelijken staat worden gebruikt! En de dominés! — zij bedekken en beschermen met al de macht die hun ten dienste staat, deze schending, wijl zij weten, dat de geheele mechaniek der staatskerk berust op verkrachting en leugen. En dit alles geschiedt niet met de bekentenis, dat niet enkel in de kerk maar overal in de maatschappij het bederf is doorgedrongen, neen, brutaal verheft men zich op hetgeen leugen en bedrog is, als op het zuivere onvervalschte Christendom. En gijlieden weet dit, — gij weet dit, Johannes, gij moet de onmetelijke huichelarij van al die Christenen en al dien kerkelijken „humbug" sinds lang hebben opgemerkt — gij kunt me niet zoo gruwelijk teleurstellen. Zeg het! zeg, dat ge niet met hen wilt gaan — dat gij u liever de tong zoudt willen uitrukken!"