217
Een oogenblik bleef de predikant in zijne half opgerichte houding; zijn bloed begon te koken, maar er was toch iets in den toon van Mina's stem, dat hem weerhield aan zijnen toorn lucht te geven. Hij legde zich weer neder, en deed alsof hij niet merkte, hoe zij schreide.
En de wind floot zuchtend over de pastorie en wierp de zware, natte sneeuw tegen de ruiten.
Inmiddels was Gabriëlle met moeite door de velden tot aan de kerk genaderd. Zij had den wind op zijde, en de sneeuw, die reeds den smallen kerkweg onzichtbaar begon te maken, vloog haar in het gelaat, zoodat ze moeite had de oogen open te houden.
Maar de frissche koude en de lichamelijke inspanning kwamen haar oproerige ziel ten goede. Haastig liep zij de kerk voorbij, het bosch in.
Toen zij den hoofdweg was ingeslagen en de wind, die in diepe, suizende tonen door de hooge dennen blies, haar niet meer in het gelaat woei, vertraagde ze hare schreden, en ontzonk haar de moed.
Allerlei bezwaren, waarvoor geen plaats was geweest in hare gedachten, zoolang die éene allesbeheerschende — „weg, weg van deze men-