218
schen!" — haar had vervuld, kwamen nu bij haar op, en onrustig vroeg ze zich zelve af: „Of ze het pad zou kunnen vinden? Of het niet onveilig was in het bosch? Of de familie Olsen niet reeds zou zijn ter ruste gegaan? Of er op het erf ook een groote, booze hond rondliep?"
Onder de boomen was het nu bijna windstil geworden; de vallende sneeuw — fijn verdeeld door de dennennaalden — hulde alles als in een sluier, waardoor de weg en de zwarte boomstammen heenschemerden. Een onbehagelijk gevoel, zich zoo geheel alleen in het bosch te bevinden, bekroop Gabriëlle, en in haren angst versnelde ze haren pas.
Maar de losse, natte sneeuw maakte vlug loopen tot eene onmogelijkheid.
Zij zag nu in hare verbeelding achter elken boom iemand, die haar wilde vervolgen; ze luisterde naar het melancholieke gesuis van den wind; diep in het bosch kraakte en knapte het zoo vreemd in de takken, dat zij bijna waanzinnig werd van angst.
Daar zag ze door den sluier van sneeuw een licht tusschen het geboomte schemeren, — het licht van een venster. En plotseling was alles ver-