Pagina:In de sneeuw.djvu/4

Deze pagina is gevalideerd
2

Dan is het stil in de uitgestrekte wouden. Alle geluid klinkt gedempt in de van sneeuw vervulde lucht, welker trillingen als door een zwaar gordijn worden gesmoord.

Het klokken der beken onder het ijs klinkt als de diepe tonen uit een speeldoos van onder een kussen.

Licht en onhoorbaar, als voorzichtige geesten, dalen de witte vlokken, — grooter naarmate zij meer nabij komen, kleiner naar gelang ze nader zijn aan den grijzen hemel, die als op de boomtoppen rust.

Boven op de bergen, waar de storm kale plekken had geblazen, en het heidekruid had geschud, spreidde de sneeuw witte tapijten, welker plooien van de steile hellingen neergolfden over de akkers.

Maar in het dal braken de bosschen door en verhieven zich met sneeuw in het haar — stil en donker — rondom de velden, terwijl zwarte plekken, tusschen het blinkend wit, de plaatsen in de Elbe aanwezen, die nooit dichtvroren.

Al het vlakke en schuinsche kreeg mantels en werd geheel vormloos. De pastorie met al hare bijgebouwen was met sneeuw bedekt; de