"Ja, gij weet niet, Daniël, — want mannen hebben van zulke dingen geen verstand, — hoe goed — ja, hoe noodzakelijk zulk een kussen is; en als gij mij permissie woudt geven er een te maken."
"Permissie! — natuurlijk hebt ge permissie! wat is dat voor laf gepraat! het is voor je eigen best, dat ik me soms verzet!"
"O, Daniël! ik begrijp je zoo goed, — lieveling!"
"Neen, ge begrijpt me niet; en ge hebt me nooit begrepen," barstte hij los en stond op.
Mevrouw Jürges vluchtte naar de keuken, met ontsteld gelaat; want als hij ongeduldig werd, sprak hij woorden, die — zooals nog onlangs — door hem zelven reeds waren vergeten, als ze háar nog vervolgden en pijnigden.
Ach, zij wist het maar àl te goed; ze was geen vrouw voor een man als hij. En ze luisterde met kloppend hart, hoe hij in de kamer met de voeten op den grond stampte, en pijp en couranten bijeenpakte om ze mee te nemen naar de studeerkamer, ofschoon hij — zij wist het — liever zijn voormiddagen in de huiskamer doorbracht.
Daarom ook vielen er tranen op haar handen,