toen zij den zak met eiderdons te voorschijn haalde.
Maar toen het dons in de ijzeren pan zoo heerlijk begon te zwellen, en eindelijk, later, het kussentje zijn vorm begon te krijgen, werd zij geheel en al door den arbeid ingenomen.
Maar toch verliet haar ook nu het onbestemde gevoel van angst niet, dat haar altijd gedurende haar huwelijksleven had gedrukt. De onbewuste vrees, om hèm te ontstemmen, vervolgde haar als een dreigend "spook," dat haar elk oogenblik kon overvallen. En altijd had ze eene gewaarwording als iemand, die in den droom loopt, en loopt, en toch niet vooruitkomt.
Meestal dacht ze, dat dit gevoel voortsproot uit het bewustzijn, dat zij te onbeteekenend was voor een man als hij, maar somwijlen liet zich eene stem in haar binnenste hooren, die dit weêrsprak.
Dominé Jürges liep een paar maal met veel geweld van en naar zijne studeerkamer. Eindelijk bleef hij voor den spiegel staan, lachte, en streek zich over het gelaat. Waarom zoo driftig? — Lieve hemel, zij is nu eenmaal niet anders. Het was niet zoo beschikt, dat hij in zijne