72
en schiep zich zóo de vrouw die hem paste.
Wanneer hij uit zijn gepeins ontwaakte, en zijn blik op zijne magere, afgeleefde vrouw viel, bezig met allerlei nietigheden, dan beschuldigde hij zich zelven, dat hij ook ten háren opzichte een slachtoffer was geweest zijner ijdelheid. Hoe trouw en verdraagzaam was hij voor deze vrouw geweest, die hem toch zoo weinig begreep, en ter wier wille hij afstand had gedaan van de verleidelijke vrouwengestalten zijner droomen.
Maar God had hem voor al zijne opofferingen beloond door hem zijnen zoon Johannes te laten behouden. Van de acht kinderen waren er, daar in 't Noorden," vijf gestorven. Zijne vrouw was zoo zwak geweest, dat zijn eigen krachtig bloed onvoldoende was gebleken om de kleine schepseltjes de noodige levenskracht meé te deelen. Slechts de drie oudsten waren hen naar het Zuiden gevolgd. De dochters waren reeds gehuwd — juist toen zij het in huis gezellig begonnen te maken — en hierdoor hechtte hij zich zooveel te meer aan zijnen zoon.
De brieven van Johannes, in verband met zijn werken voor de "courant der hoofdstad," boezemden hem veel meer belangstelling in dan