Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/120

Deze pagina is gevalideerd

112

kruiper aller bescherming, daar hij vooral des winters, de boomen zuivert van tallooze vlindertjes.

De Nachtegaalrietzanger (Locustella luscinoïdes [Savi]) heeft ook in Zuid-Holland een veel korteren naam. Bij Rotterdam noemt men hem Snor, naar het zachte snorrende geluid, dat hij gedurig laat hooren, en dat juist van de andere zijde schijnt te komen, dan van waar de vogel zich bevindt. Moeilijk is ook deze zang te vergelijken en in overeenkomst te brengen met dien van den Zangkoning en in vorm en levenswijze sluit de Snor zich ook veel meer aan bij de Rietzangers dan bij den Nachtegaal. Zoo zit men wel eens met eenmaal gegeven namen, die burgerrecht verkregen hebben, aan den grond, vooral, wanneer men wil weten, waarom de auteurs ze aldus, en niet anders genoemd hebben.

De Nachtegaalrietzanger is ook eenvoudig bruin gekleurd en gauw te kennen aan zijne zeisvormige vleugels. Veel komt hij niet in ons land voor, hoofdzakelijk bij Rotterdam. 't Is een vlug en vaardig vogeltje, dat gaarne op- en afklimt langs rietstelen en struiken. Doch ook over den grond beweegt het zich heel gemakkelijk. Het van rietbladeren gebouwde nest is ruw en geplaatst tusschen rietstengels en gras, meestal boven het water. De gewoonlijk witachtige eieren hebben gele en bruine vlekjes. De jongen worden eenigen tijd in het nest gevoederd, doch spoedig ook zijn het goede acrobaatjes geworden.

Ja, we hebben meer dan eene soort nachtegaal in ons land, wanneer we op den naam afgaan. Doch in waarheid hebben we maar een echte, den nooit volprezen Aëdon luscinia. Want ook de Muurnachtegaal, zooals de Gekraagde Roodstaart wel genoemd wordt is, hoewel