Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/139

Deze pagina is gevalideerd

131

En ik heb het schommelend hemeltje teruggevonden, ongeveer veertien dagen later. En nu was het woninkje geheel voltooid. Wel losjes was het, maar op de zachte bestanddeelen van het half-kogelvormige kommetje rustten de eiertjes, vijf in getal, en blauwachtig groen van schaal, versierd met grijze, bruine en zwartachtige stipjes. Met welgevallen heb ik ook bekeken de mooie bladeren om het nest, meest alle van bramen en van kleefkruid.

De Boschrietzanger (Acrocephalus palustris [Bechst.]), die ook Wilgensijsje en Rietschietertje genoemd wordt, komt in onze moerassige streken elk jaar in het laatst van April of begin Mei en verblijft er tot September. Onder alle rietzangers kan deze soort beschouwd worden als het best kunnende zingen. De zang van den Boschrietzanger is rijk en afwisselend en met welluidende fluittonen vermengd. We verlangen hem evenwel niet als kooivogel, daar we hem jaarlijks in alle heerlijkheid kunnen hooren en zien in de vrije en blije natuur.

Maar nog meer rietzangers kunnen we in onze moerassen vinden. De Kleine Karekiet (Acrocephalus strepera strepera [Vieill.]), ook bekend als Rietvinkje, en de Groote Karekiet (Acrocephalus arundinaceus arundinaceus [L.]), de schelzingende Rietlijster, komen alom voor, waar maar riet groeit. En ze maken hunne kunstige nestjes tusschen de rietstelen, en ze bevestigen ze daaraan zoo goed, dat er aan verongelukken niet te denken valt. Hoe mooi wonen er de jonge Karekieten, die in het keurige wiegje schommelend bewogen worden bij het geruisch der rietbladeren!

En de oude vogels, en later ook de jongen, klimmen