Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/160

Deze pagina is gevalideerd

152

had ontvangen. Dat moet een voorwerp geweest zijn van Cygnus bewicki of Kleine Zwaan, die in veel kleiner aantal aan onze kusten verschijnt, dan de overige wilde zwanen: Cygnus olor en Cygnus cygnus.

En nu verlaten we den vanger, om weldra weer op een andere plaats rond te zien.

 

 

XLVI.


Bij de Piepers.


Het geheele jaar door komen er in duinen en velden vogeltjes voor, die in houding en kleuren aan de leeuwerikken en in vlucht aan de kwikstaarten doen denken. Ze vormen het Genus Anthus of Piepers, en verschillende soorten er van laten zich bij ons zien, zoowel des winters als in den broedtijd. Maar de Graspieper of Anthus pratensis (L.) komt verreweg van alle soorten het meest voor.

Reeds vroeg in April hoort men het „piep-piep”, dat dit vogeltje zoo gedurig laat hooren, bijna overal, waar maar gras, graan of heide groeit. En met kleine vliegrukjes, waaraan men op eenigen afstand soms niet kan zien, of men met een pieper of met een kwikstaart te doen heeft, vliegt het verder. Wie in het voorjaar langs den slootkant wandelt, zal, wanneer er hier en daar maar wat ruig staat, meermalen een graspieper zien opvliegen. 't Is een vogeltje, dat nog kleiner is dan een musch, maar slanker en van langer staart voorzien, en