Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/75

Deze pagina is gevalideerd

67

lijk—12 eieren, 28 lange etmalen, en slechts af en toe verlaat ze het legsel, dat ze dan zorgvuldig met droog gras en donsvederen toedekt. En nauwelijks zijn de kindertjes uit de groenwitte schalen te voorschijn gekomen, of moeder eend trekt van het nest weg, om er niet weer te keeren. Zacht kwakkerend begeeft ze zich te water, en de kleintjes zwemmen haar dadelijk overal na, en bijna voortdurend blijft de moeder bij haar kroost, totdat het vluchtig geworden is.

En de woerd? Hij was een trouw echtgenoot eenigen tijd vóór en gedurende den legtijd. En wat was hij toen mooi! Het goudgroen van kop en hals gaf, wanneer de zon er op scheen, tal van schitterende schakeeringen te zien, en de witte halsring stak daar rein bij af. Een groenen weerschijn van metaalglans zag men op de dekvederen van stuit en staart, waarbij schitterend afstaken de met wit en zwart omzoomde metaalblauwe vleugelspiegels. Mooi purperbruin is ook de krop van zoo'n woerd, en geelbruin is de rug, en verder bestaat het vederkleed hoofdzakelijk uit een witachtigen grond, waarop talrijke donkere zigzaglijntjes en des zomers draagt hij een sierlijk naar voren gebogen krulletje boven den staart. Slechts kort duurt de teederheid van heer woerd, want nauwelijks heeft zijn vrouwtje het laatste ei gelegd, of hij verlaat echtgenoote en kroost, om er niet weder naar om te zien. Als heer der schepping vermaakt hij zich, zorgeloos en tevreden, met andere mannetjes van broedende eenden in den plas. Het wijfje is zorgend van den vroegen morgen tot den laten avond, en des nachts vinden de kleintjes warmte en beschutting onder hare vleugels.

En toch worden niet alle kleintjes volwassen, want