Pagina:Jacob Daalder-Vogelkiekjes (1910).pdf/91

Deze pagina is gevalideerd

83

broedt de raaf, waar hooge bomen staan in de nabijheid van eenzame plaatsen, zooals heidevelden en moerassen, waar zij haar voedsel kan vinden.

In fiere vlucht nadert de raaf haar nest, dat men een horst zou kunnen noemen. Doch wanneer men bedenkt, dat de raaf bij de zangvogels is ingedeeld, zeker meer om de vormen, dan om liefdelijkheid van geluiden, dan willen we toch maar liever van ravennesten blijven spreken. Het begrip zangvogelhorsten wil er niet zoo dadelijk in. En ook, laten we ons wachten voor dergelijke zangvogels, want de raven durven wel een mensch aanvallen, zoo deze haar nest wat al te dicht nadert. En dan behoeft men de kracht van de raaf, die in den stevigen, eenigszins haakvormigen snavel een geducht wapen heeft, niet gering te schatten. Zelfs, als de vogel gewond is, durft hij zich nog hardnekkig verdedigen. Zoo'n raaf is ook aanmerkelijk grooter dan de alom bekende bonte kraai. Hare lengte, gerekend van snaveltip tot staarteinde, bedraagt bijna 6 d.M.

Bij het beoordeelen van een vogel springt bij den een meer deze, bij den ander gene eigenschap op den voorgrond. Daaraan ook is het toe te schrijven, dat de raaf met haar mooi glanzig zwart vederkleed, waarin vele groene en violette kleurschakeeringen op te merken zijn, b.v. bij de oude Scandinaviërs gold als een zinnebeeld van moed, terwijl de Romeinen in haar zagen een onheilsbode, daar zij meer op het roofzuchtige van den vogel het oog hadden. Ook aan deze eigenschap is het toe te schrijven, dat de raaf voor ons land zeldzamer gaat worden, want men vervolgt haar zooveel mogelijk.

Wilt ge een raafachtigen vogel zien, die in alles veel