Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/107

Deze pagina is niet proefgelezen

103

maatschappij, door het meer eerbied, meer belangstelling in te boezemen, de fabrieken zelven tot die hoogte op te voeren, waartoe zij in andere landen gebracht zijn." De kinderen, tot dit doel uit de godshuizen bijeengeraapt, waren, toen ze kwamen, zegt de Clercq, triestig, kwaadaardig, vloekten, stalen als raven en waren bijna allen "met hoofdzeer en ongemakken besmet." De filantroop leerde hun orde en regel, temde ze met muziek en prikkelde hun werklust door ze op het geleverde boven een vaste taak een "profijt" te laten maken tot 15 cts. per week toe.[1] Zoo verschafte deze edele man zich volleerde, twintigjarige werklieden, voor 15 ct. per week plus de kost.

De spinnerijen en weverijen, in de dertiger jaren opgericht, werden—behalve de calicot-fabrieken—voornamelijk als inrichtingen tot wering van bedelarij beschouwd en van staatswege aan jeugdige arbeidskrachten geholpen. Zoo noodigde de regeering in 1836 het Rotterdamsch armbestuur uit, de aan haar zorg toevertrouwde schapen te plaatsen in de tullefabriek van de Witt en Co.[2]

In Twente werd de kinder-exploitatie toegepast op ruime schaal. Door de "onbaatzuchtige" bemoeiingen der Handels-Maatschappij werden honderde kinderen in de weefscholen onderwezen, keerden met den weefstoel naar huis terug en verdeelden hun verderen levenstijd tusschen de snelspoel en den lichaam en geest verfrisschenden veldarbeid. De bevolking leerde de zegeningen der kombinatie van nijverheid (huisarbeid) en landbouwbouwbedrijf voor eigen gebruik kennen en deze kombinatie bleek op den duur een uitnemend


  1. Willem de Clerog, Dagboek.
  2. Lastdrager. Nieuwste geschiedenis.