Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/109

Deze pagina is niet proefgelezen

105

toespraken, bij de openbare prijsuitdeling gehouden te Amsterdam in 1832.[1] De schrik van '30 was pas van de lucht, en bij sommige aanzienlijke heeren, beschermers van orde en recht, schijnt twijfel gerezen aan de doeltreffendheid, pauperskinderen "te beladen met een pak van kundigheden, met moeite vergaard en ras vergeten, hen daardoor wijsneuzig, onberaden, vrijpostig te maken" d.i. hen eenige noties van lezen en schrijven te geven.

Met bewonderenswaardigen takt wist de redenaar de aanzienlijke heeren aan het verstand te brengen, dat ondersteuning der armenscholen in hun eigen belang was,en dat het met dat "pak van kundigheden" zoo'n vaart niet loopen zou.

"Om u te beveiligen, meervermogenden, moet men onze en uw armenscholen, dat is kweekscholen tot pligt en orde, voorstaan, handhaven, helpen en ondersteunen."[2] Lezen moeten de armen leeren; omdat zij anders uw wil niet kunnen verstaan, hun pligten niet kennen; geen reglementen voor hun gedrag nagaan, geen goed en stichtelijk gezang leeren. De eenige wetenschap die hun onderwezen wordt is de leer van hun afhankelijkheid en dienstvaardigheid; het is de kennis, om orde en rust te bewaren; en hunnen stadgenooten, vaderland en vorst ten nut te zijn; het is de wetenschap, dat ieder zijn plaats in de Maatschappij moet bewaren."....[3]

Het eigenaardige van de plaats dezer kinderen in de Nederlandsche samenleving der dertiger en veertiger


  1. Verslag, gegeven in de oude Luthersche kerk te Amsterdam. bijhet openbaar onderzoek en prijsuitdeling der stads-armenscholen, den 20sten Maart 1882.
  2. Verslag, enz. bl. 10.
  3. a.v., bl. 11–12.