122
kooplui en winkeliers, de kleine boeren, vond sedert eeuwen in de kalvinistische ideologie de uitdrukking van haar geestelijke aspiraties; in de organisatie van het kalvinisme, de Ned. Hervormde kerk, de maatschappelijke inkarnatie van haar eenheid, en in de rechtzinnige predikanten haar aanvoerders in den traditioneelen strijd tegen de meer vrijzinnige overheid.
De strijd, die deze kleine burgerij sedert 1834, eerst een korte poos (zelfstandig) tegen de kerk, later (aangevoerd door de anti-revolutionaire leiders, de vertegenwoordigers van land-adel en groot-grondbezit) in de kerk, eindelijk in den staat tegen de liberale bour geoisie voerde, was, althans in zijn aanvangen, de voortzetting van den ouden strijd der kleinen tegen de grooten, waarbij van oudsher recht- en vrijzinnigheid tegenover elkaar hadden gestaan.
Dat deze strijd zich uitsluitend bewoog op theologisch gebied, geeft aan, dat de kleine burgerij in dien strijd de kleuren droeg der reaktie, ondanks den schijn van het tegendeel die ontstond, doordat zij onderliggende, onderdrukte partij was. Op kerkelijk gebied was ook in Nederland de bourgeoisie—en bleef het tot de arbeidersbeweging een macht werd—vrijzinnig en anti dogmatisch. Haar kerk, de Ned. Hervormde, had den invloed ondergaan der achttiende eeuwsche "verlichting" en der Kantiaansche filosofie. De "Groninger School", een richting die op kerkelijk gebied staat tot de moderne theologie gelijk de gematigde konservatieven stonden tot de liberalen van Thorbecke's slag, leidde tot in de veertiger jaren ook door middel der pers in theologische kwesties de publieke opinie; daar haar kliek zich had verzekerd en bediende van zooveel aanzienlijke