123
openbare betrekkingen als zij machtig worden kon[1] en al haar leden zich solidair voelden, was zij een groote kracht. Ook in de synode had zij veel invloed; de president hiervan, Donker Curtius, ofschoon tegen het rationalisme, verfoeide de Dortsche regtzinnigheid. Een anti-dogmatische wind woei uit alle hoeken; vele domine's, ook onder de meest gevierde, hadden over de kenmerkende leerstukken van het Kalvinisme vage, vlottende gevoelens: deze leerstukken, "de waarachtige godheid van Christus en de strafeischende gerechtigheid Gods", werden voorzichtig omgaan of "in zedelijkheidsbetrekkingen opgelost." De Synode zelve, ongezind de oude formulieren van eenigheid in dien zin te handhaven, dat zij ieder predikant en ieder kerkbestuur tot geloof er aan verplichtte, gaf vrij spel aan ieders individueele opvatting: natuurlijk, daar haar meerderheid of althans haar meest invloedrijke leden, de formulieren van eenigheid en al wat dogmatiek was verwierpen. De "zusterkerken", lutherschen, doopsgezinden, enz., allen door de "zegepralende revolutie hoogelijk verheven"[2], waren "liberalistisch gezind." Zoo ook de genootschappen, b.v. het invloedrijke Teyler's, door doopsgezinden gesticht en bij prijsvragen in Kantiaanschen geest geschreven verhandelingen bekronend.
Ook de veel-vertakte Maatschappij tot Nut van het Algemeen, in een revolutionairen tijd door den doopsgezinden medikus M. Nieuwenhuis gesticht en in haar eerste jaren baanbreker in de beweging tot verbetering van het volksonderwijs die zich hier evenals in Zwitserland en Duitschland openbaarde, bleef, ofschoon konservatieve en filantropische neigingen spoedig de boventoon