Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/131

Deze pagina is niet proefgelezen

127

ter wille zijner overtuiging, maar met al hun moed en opofferingsgezindheid noch den geestelijken, noch den maatschappelijken vooruitgang dienend.

Gelijktijdig met de beweging tot afscheiding kwam een andere oppositie op tegen de alleen-heerschappij van het "gematigd protestantisme", het Réveil.[1] Het Réveil vereenigde en verbond in gemeenschappelijke aspiraties dwepers en idealisten, die geen vrede vonden bij de platte genoegzaamheid en dorre praktijk van de ontnuchterde maatschappij der twintiger jaren, en aristokraten, die herstel begeerden van het ancien régime en vol haat jegens de revolutionaire ideologie, zich tot den oud-vaderlijken voor-revolutionairen godsdienst wendden. Zoowel als de Groninger School en de latere moderne theologen, speelde het Réveil voor zijn idealen leentjebuur en kreeg zijn impulsies van over de grenzen: zuiver-nationaal als de afscheiding was het niet. Artistiek en aristokratisch, drong het, de ne gingen der romantiek[2] overzettend in het godsdienstige,


  1. Het Réveil (letterlijk: ontwaken) was eene uit Fransch-Zwitsersch protestantsche kringen hierheen overgebrachte geestelijke opwekking. Zij vond haar aanhangers uitsluitend in deftig-burgerlijke en patricische kringen, voornamelijk in Amsterdam en den Haag. Ten huize der vromen die er toe behoorden hadden geregeld samenkomsten plaats met gebed, bijbellezing, enz., waarop naast mannen als Kohlbrugge, da Costa, de Clerog, Capadose, enz., ook buitenlanders als C. Malan, Sir Eardly Culling, Merle d'Aubigné enz. spraken. Ook verschillende vrouwen uit de hoogere standen namen ijverig aan het Réveil deel, en versterkten zijn trek van mysticisme en individualisme. Deze wending tot religieus mysticisme was, reeds sedert het begin der eeuw, een internationaal verschijnsel zoowel in het katholicisme als het protestantisme, zij kwam voort uit de ontnuchtering na de hooggespannen verwachtingen van den revolutie-tijd en de ellende der Napoleontische jaren.
  2. De romantiek was de letterkundige en artistieke vorm der algemeene reaktie, die na den val van Napoleon begon. Zij stelde in het Christendom gemoedsleven en mystiek op den voorgrond, zocht haar inspiratie bij voorkeur in de middel-eeuwen en in het oosten. In Frankrijk en Duitschland schiep zij een rijke en schoone literatuur; in Nederland bleef het op dit gebied (Beets, van Lennep, enz.) bij uiterlijke imitatie. Hier, waar het geestelijk leven zich nog overwegend in theologische vormen bewoog, moesten de romantische neigingen krachtiger en inniger dan in de kunst, in den godsdienst zich openbaren.