132
te verbinden en te gebruiken, door te spekuleeren op den theologischen zin dezer kleine burgerij, door de liberale partij met spot en verachting bejegend. De brug, die deze »mannen met twee namen« tot de kleine burgerij behoefden, waren de door deze laatste vertrouwde en vereerde predikanten: een deel van het theologisch intellekt—men roepe zich voor den geest de verhouding die op het platteland bestaat tusschen den groot-grondbezitter zheer van dorp« en den dominé verschijnt van den beginne af aan in verbond met de aristokraten; een enkele kleinburger[1] vormt den leeken-schakel tusschen Reveil en Afscheiding.
In '44 verschijnen de "Christelijke stemmen", in 45 vindt de eerste bijeenkomst plaats der "Christelijke vrienden," in '55 duikt het eerste plan van een christelijk seminarie op. Reeds voor dien tijd is de schoolstrijd begonnen.
Naast de inwendige organisatie, vangt de aktie naar buiten, behalve op kerkelijk terrein, aan zich op staatkundig gebied te bewegen. De grootere vrijheid en de vooruitgang der Roomschen onder de regeering van Willem II, biedt de gelegenheid tot anti-papistische propaganda; de herziening der onderwijswet van 1806 in 42 roept de schoolkwestie op, die voortaan als een komeet telkens aan den maatschappelijken hemel zal verschijnen, aankondigend de demagogie en den nasleep van al haar kwalen. De weigering der overheid in den Haag en in de noordelijke provinciën vergunning te verleenen tot het oprichten van bijzondere scholen brengt de antirevolutionaire leiders, vooral de bekende "zeven Haagsche heeren" en de
- ↑ De bekende deurwaarder J.A. Wormser.