Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/172

Deze pagina is niet proefgelezen

168

zich voor de hoofdplaatsen der textiel-industrie de verbazende toename der bevolking, die wij voor de handelssteden konstateerden. Enschedé groeide van 4334 inwoners in '59 tot 24.358 in '99, en om haar heen heel een klomp van nijvere steden. Tilburg werd van een provinciestadje met 11.000 inwoners in het midden der eeuw, met ± 40.000 inwoners in 1900, de volkrijkste stad van noord-Brabant.

Wij komen nu tot de industrieën, die door de inwerking òf van den handel òf van het koloniaal kapitalisme òf van beide zijn ontstaan. Vooropgesteld moet worden, dat een land gelijk Nederland, zonder ijzer en andere metalen, afhankelijk was voor zijn industriën —behalve bij de agrarische—van van buiten aangevoerde grondstoffen. Hiervoor kwamen in de eerste plaats in aanmerking de grondstoffen door de koloniën geleverd, verder ook door andere overzeesche landen. De lage invoerrechten—voor een handelsland, als Nederland meer en meer werd, van zelf sprekend—kwamen ook de industrieën, die met ingevoerde grond- en hulpstoffen werkten, ten goede. Lage invoerrechten en goedkoop watertransport maakten de verwerking van sommige omvangrijke, betrekkelijk weinig waardevolle artikelen mogelijk, die uit de koloniën of het buitenland werden aangevoerd. Industrieën van dit type zijn o.a. de rijst- en koffiepellerijen, de olieslagerijen en de stoomhoutzagerijen. Al deze industrieën vestigden zich natuurlijk in of in de nabijheid der groote zeehavens, hetzij te Amsterdam, Rotterdam, aan de Zaan, enz. Zij leveren een voorbeeld van bedrijven, waar de sedert eeuwen aangewendde beweegkracht, het water, door den stoom werd vervangen en deze substitutie aan het bedrijf