173
van verbetering van het produkt en vermindering der produktie-kosten, dat de moderne industrie karakteriseert. Niet als ontwikkeling van klein- tot grootbedrijf en van concentratie der bedrijven, parallel aan de industrieële, maar door gestadige beïnvloeding van den landbouw door de eischen der industrie, en door het binnendringen van industrieële methoden, voltrekt zich de ekonomische vooruitgang in het agrarische. Maar onderwerpt zich de landbouw meer en meer aan de leiding der industrie, de landbouw-krisis zelve leidde, in ons land, tot de opkomst van verschillende industrieële bedrijven
Door de enorme daling in den prijs der granen, nam vooral de tarwebouw zeer af. Van 1871–80 tot 1896 zonk het aantal H.A. waarop tarwe werd geteeld van 86.421 tot 62.265. Ook de teelt van boekweit en gerst verminderde. De vrij gekomen gronden werden òf tot weiland gemaakt, òf beplant met handelsgewassen. De voornaamste van deze zijn aardappelen en suikerbieten. Het aantal H.A. bepoot met aardappel nam toe van 111.165 tusschen 1860–70, tot 155.535 in '99; bij de suikerbieten zijn de cijfers voor hetzelfde tijdperk 6.580 en 46.465. De geringe waarde dezer produkten in houding tot hun grooten omvang, dwong de industrieën die hen als grondstof gebruiken, zich te vestigen op het platteland. De beetwortel suikerindustrie, eerst beperkt tot Noord-Brabant, (eerst sedert de landbouwkrisis werden ook in andere provincies fabrieken opgericht) is de belangrijkste dezer agrarische industrieën. Ofschoon aantal fabrieken sedert '70 vrij wel stabiel bleef, had de door felle konkurentie uiterst geprikkelden drang naar ontwikkeling der produktieve krachten, tengevolge een enorme vermeerdering