182
de ekonomische overmacht van het kapitaal samenspannend met de ideele en ekonomische der Roomsche Kerk, om het proletariaat onwetend, gedwee en afhankelijk te houden. Het beetje metaal-industrie, dat Nederland bezit, hier en daar over het land verspreid. De overige industrieen behalve voor zoover zij in de groote havens geconcentreerd zijn, evenzoo. Vele in kleine doode steden als Delft, Gouda, Leiden, Kampen uitgeoefend. De industrie-arbeiders overal verstrooid; vier overwegend-industrieele distrikten, als Zaandam, Veendam, Enschedé en Tilburg, de uitersten van een vierkant vormend, getrokken dwars over het land. Het sterkste bewijs, hoezeer plaatselijke concentratie van bedrijf, vooral in een grootsteedsch milieu waar de arbeider meer gelegenheid vindt tot intellektueele wrijving en bewust-wording, de organisatie bevordert, levert de Amsterdamsche diamantnijverheid, ondanks het feit, dat de toestand van het bedrijf, combinatie van manufaktuur en huisarbeid, volstrekt niet een voor organisatie bijzonder geschikt terrein oplevert.[1]
Onder de ekonomische omvorming der laatste dertig jaar, heeft Nederland voor een goed deel zijn karakter van sloome achterlijkheid verloren. Dingen en menschen werden vervormd. De groote koopsteden, bijna onveranderd gebleven sedert de 18de eeuw, sedert de dagen toen voor 't laatst het leven door hen pulseerde, wierpen om wat onnut geworden was, en maakten
- ↑ Hierbij komt echter in aanmerking: a. het monopolie-karakter der industrie door den langen leertijd, zoodat de afwezigheid van vreemde onderkruipers den loonstrijd, gemakkelijker en hoopvoller maakt. 5. de omstandigheden waaronder het bedrijf zich heeft ontwikkeld; hierdoor was de grens tusschen patroon en arbeider niet zoo scherp getrokken; onder de arbeiders bevonden zich elementen die, uit patroons-tamiliën afkomstig, een betere ontwikkeling hadden genoten en daardoor geschikter waren als leiders op te treden, dan met de meeste arbeiders van andere kategoriën in Nederland in geval is.