206
grooter aantal arbeiders uit volslagen passiefheid ontwaakt en tot de eerste vormen van georganiseerd verzet overgaat.
Een juiste en nauwkeurige vergelijking tusschen den toestand van het proletariaat thans en dertig jaar geleden kan niet gemaakt worden, noch een konklusie getrokken, welke gevolgen een menschen leeftijd van stijgend kapitalistisch régime,—waarvan ruim twintig jaar van min of meer hevigen klassenstrijd voor het proletariaat heeft gehad. Gegevens over den tegenwoordigen toestand der arbeidersklasse bestaan er vele: in haar eigen vak- en politieke pers komen telkens opgaven voor omtrent loon, arbeidsduur enz. Voor enkele vakken b.v. de bakkers, zijn monografiën omtrent de toestanden in hun bedrijf, verschenen. Hierbij komen nog de officieele gegevens: de verslagen der enquête-kommissies van '87 en '90; de tweejaarlijksche verslagen der inspekteurs van den arbeid; het rapport der pensioen-kommissie, enz.
Met behulp van dit alles is het mogelijk zich een vrij nauwkeurige voorstelling te maken van den algemeenen toestand van vele kategorien van arbeiders, als daar zijn: de arbeiders in de bouwvakken, het spoorwegpersoneel, de dok- en havenwerkers, het fabrieksproletariaat in het oosten en zuiden, de arbeidsters in de kleeding-industrie, de veenarbeiders, enz. Maar om te kunnen konkludeeren of, en in hoever, de levensstandaard in de laatste dertig jaar werkelijk is gerezen, zou het noodig zijn de gegevens van loon en arbeidsduur voor verschillende plaatsen en in verschillende bedrijven, b.v. voor de jaren 1870, '85 en 1900 niet alleen onderling te kunnen vergelijken, maar ook met de beweging van de prijzen der voornaamste