20
absolutisme wel niet de volle, maar toch een zekere mate van politieke eenheid, van centralisatie, tot stand had gebracht. Dit had gunstige gevolgen gehad voor handel en industrie en hierdoor weder was de bourgeoisie zeer versterkt, zoo zeer, dat het absolutisme, eenmaal haar steun, haar nu onverdragelijk was geworden en zij gereed was haar eigen macht in plaats van de zijne te stellen. In de Republiek daarentegen, sedert zij zich aan het Spaansch absolutisme ontworstelde, had de centraliseerende invloed van het absolutisme, ja gedurende lange tijdperken alle centraal-gezag, ontbroken. Zij had dan ook de mate van eenheid van andere Staten, b.v. van Frankrijk en Engeland, bij lange na niet bereikt. Zij vormde een midden-ding tusschen de Italiaansche en Vlaamsche steden-groepen der midden-eeuwen en wat wij onder een modern Staatswezen verstaan. Half feudaal wat haar verbrokkeling aangaat, bestond zij uit een aantal, in de meeste aangelegenheden souvereine territoriën, en het snoer, dat deze pijlen tot een bundel vereenigde, was al te los. Partikuliere belangen konden zich doorzetten tegen de algemeene; stad stond tegenover stad, provincie tegenover provincie, kust en havens tegenover binnenland. Deze toestand—waarbij enkele steden en geslachten wèl voeren—was voor de ontwikkeling der bourgeoisie in haar geheel, ongunstig en een ekonomisch nadeel voor de republiek ten opzichte van haar konkurrenten, maar ook een politiek, in geval van oorlog. Zoozeer werd dit nadeel gevoeld, dat telkens, wanneer oorlog dreigde of uitbrak, het centrale gezag van den stadhouder werd hersteld of versterkt, al was het dan maar tijdelijk en hoofdzakelijk voor militaire aangelegenheden.