24
van den handel en de verminderende inkomsten troffen alle klassen, De nieuwe oorlog met Engeland in '97 deed weer honderdvijftig koopvaardijschepen verloren gaan, en de koloniën in Engelsche handen komen. De kooplui durfden geen schepen meer uitzenden, de scheepsbouw hield op; het voor overzeesche ondernemingen schichtig geworden kapitaal wierp zich geheel op den effektenhandel. De eenige handel die thans nog plaats vind, schrijft G. K. van Hogendorp in 1799, is die in papieren, in effecten, de spekulatie, en men kan er de treurigste gevolgen van verwachten.[1] 1802 kwam de vrede van Amiens; bij goede vooruitzichten leefde de handel op, de effecten daalden en werden in massa verkocht, vloten werden uitgerust en vertrokken, maar toen de rijk beladen retouren terugkeerden, was het alweer oorlog en liepen zij ten derde male in den Engelschen muil. De koloniën gingen ditmaal voor lange jaren verloren. Al deze verliezen zouden nog te overkomen zij geweest, maar de voortdurende oorlogstoestand bracht den hollandschen koopman, die de zoete winsten noode ontbeerde, tot een maatregel, die hem erg slim scheen, maar waarbij hij in waarheid den grond onder zijn voeten hielp weggraven, zooals de holland fabrikant het vroeger jaren had gedaan. Uit vrees voor inbeslagname, om schip en lading te beveiligen, charterde de koopman vreemde schepen en liet varen onder valsche vlag. Zoo leerden buitenlandsche schippers en reeders de handelsgeheimen kennen, die de 18de eeuwsche handel zorgvuldig bewaard had. Konkurrenten kwamen op de hoogte van de behoeften
- ↑ Brieven en Gedenkschriften, Deel III, blz. 161. De gevolgen waren niet voor ieder treurig: ook groote fortuinen werden gewonnen.