60
groei die daarmee samenhingen, de bloei van kunsten en wetenschappen die haar in den schoot viel, dat alles moest hier ontbreken. Uit het ekonomisch leven van Nederland steeg de walm, die lusteloos en suffig maakte.
In de groote staten, wier evenknie de oude Republiek was geweest, Frankrijk en Engeland, sloot de machinale industrie onmiddelijk aan bij de bestaande manufaktuur, die niet alleen de noodige kapitalen en arbeiders leverde, maar ook door haar ver doorgevoerde arbeidsverdeeling den technischen grondslag van het bedrijf. In andere, achterlijker, landen bleven eenvoudige waren-produktie en klein-bedrijf langer dan hier, bestaan, tot de fabriekmatige produktie-wijze ze zonder het tusschen-stadium der manufaktuur, verving; hun maatschappijen vertoonden wel evenmin als de Nederlandsche eenigen trek van industriëele grootheid, maar haar wezen was pittig en gezond. Geringe kontrasten, gering klassenverschil; een plompe onbewegelijkheid van gedachten en vormen, maar een sterk-demokratische gezindheid bij handwerkers en boeren, fysieke kracht en geestelijk braak liggen; dit was, tot de adem van het kapitalisme over hen streek, de maatschappelijke fysionomie van landen als Zwitserland, Denemarken en Noorwegen; ten deele ook van Duitschland. Maar Nederland was een produkt van verval en ekonomische stagnatie, rot tot in het hart; een natie van monopolisten, renteniers en bedeelden; een land van maatschappelijke kontrasten zonder klassebeweging; van kapitaal zonder arbeid, en, zooals we later zien zullen, van ellende zonder verzet.
Beïnvloedde de ekonomische gesteldheid ieder maatschappelijk gebied en niet het minst het politieke