64
en de troepen de stad uitdreven. De aktiefste mannen in die dagen waren republikeinen[1]. Later vond Belgie steun bij Frankrijk en Engeland, Nederland wierp zich vergeefs aan de voeten van Rusland om hulp.[2]
Achter België en de Belgische omwenteling zag het Ned. konservatisme dreigen, wat de taal van de dagen "de hydra der revolutie" noemde. Donker Curtius sprak in '33 van de "te bandelooze demokratie" in Frankrijk en Engeland. Maar Engeland met zijn industrie en opkomend Chartisme, Frankrijk met zijn burgerlijke demokratie steunden en schraagden den vijand; hun hand was het, die Nederland belette beslag te ggen op de Schelde, op Limburg en Luxemburg; zonder hen had België na den 10-daagschen veldtocht in de Ned. voorwaarden moeten toestemmen. Dat prikkelde, en een felle haat kwam op tegen die moderne landen, tegen de kapitalistische grootbourgeoisie, die hen regeerde, tegen iedere uiting van hun burger-
- ↑ L. Bertrand, Histoire de la Coopération en Belgique, bl. 320.
- ↑ De mogelijkheid is niet uitgesloten dat die huip in 't geheim werd voorgespiegeld in denzelfden tijd dat graaf Orloff, adjudant van den Czaar, in den Haag was met de missie Willem I tot onderteekening der 24 artikelen over te halen. De volgende anekdote bewijst dit.
"Eenige jaren later (nl. na het bezoek van Orloff) maar nog vóór de eindschikking met België, sprak ik met iemand die wel zelf buiten alle betrekkingen van dien aard was, doch wiens broeder in den Haag reeds toenmaals in de politieke kringen veel invloed had en daarna op ons staatstooneel een aanmerkelijk rol gespeeld heeft—over het verkeerde van 's Konings weigering 1832 aan de voorstellen van graaf Orloff gehoor te geven. Het antwoord dat ik op mijn aanmerking bekwam, was woordelijk het volgende: "Willem I is te dien opzichte niet te laken, want op hetzelfde oogenblik dat de Russische afgevaardigde zijne schriftelijke nota inleverde, voerde hij in een vertrouwelijk gesprek een geheel andere taal met den Koning, en gaf te kennen dat zijn meester, de Keizer, alleen maar voor den schijn te voldoen aan hetgeen met de vier andere mogendheden overeengekomen was, die nota had doen inleveren; maar hij zelf veeleer den tegenstand des Konings volkomen billijkte." (Mr. H. v. A: Herinneringen van vroeger en later leeftijd, bl. 171.) Welk voordeel Rusland bij een dergelijke dubbelzinnige politiek gehad zou hebben, behoeft hier niet te worden nagegaan, maar zeker is dat zulk een, handelwijze geheel past bij de sluwe gewetenloosheid der Russische diplomatie.