78
van den geldzak, en bespotte koelbloedig haar eigen subtielste deel, het van aardsche goederen verstoken intellekt, dat adresseerde en petitioneerde om kiesrecht, met de beleediging "wij willen geen gepriviligeerde standen meer". Zij gaf het recht van vereeniging vrij, maar maakte het voor de arbeiders tot een illusie door de bepaling van den Code Pénal te behouden die werkstaking strafbaar stelde. Zij vaardigde vrijheid van drukpers uit daar 't gemis er van haar onaangename ervaringen bezorgd had, maar liet het dagbladzegel bestaan.
Overal buiten Nederland, was het jaar '41 vol bloedigen ernst en tragische worsteling. Worsteling die aan het absolutisme den genadestoot gaf, de klein-burgerij aan de politieke macht deel deed krijgen, en tusschen de verbondenen van gisteren, bourgeoisie en proletariaat, de groote politieke scheidingslijn groef, die nog wel menigmaal overschreden, maar nooit meer uitgewischt zou worden. In Nederland houden de gebeurtenissen van '48 het midden tusschen een komisch intermezzo en een idylle. Een koning meer dan op zijn souvereiniteit, gesteld op het lukratieve en representatieve deel van zijn baantje, en voor zich en zijn nakomelingen in lengte van dagen de rol aanvaardend een marionet der bourgeoisie en een dood-eter der natie te zijn. Een bourgeoisie meer dan met verlangen naar politieke rechten, met bezorgdheid voor haar beurs vervuld, en bij de eerste tijdingen van het uitbreken der revolutie in Parijs, geenzins aan de korrupte impotentie die haar regeerde een eind makend, maar overleggend hoe bij de daling der effecten te handelen en zich druk makend met het vast-stellen van een algemeene kompensatie-koers, Een proletariaat van