Pagina:KapitaalEnArbeidinNederlandDeel1HRH2ndEd.djvu/85

Deze pagina is niet proefgelezen

81

De uitvoer van vee steeg in vier jaar ('46–'51) van 64.000 op 240.000 stuks. De prijzen van vee, zuivel en granen werden gestadig hooger, de grondrente steeg, de grond zelf werd als spekulatie-artikel haast even geliefd als de koffie. Deze omstandigheid hield weer de industrieële ontwikkeling tegen. De landbouwers profiteerden van de groote vlucht der Engelsche industrie; hun rijkdom nam toe, zooals die van de grondeigenaars aan den rand eener gemeente, door een ontwikkeling waaraan zij zelf part noch deel hadden. Zij dienden de liberale staathuishoudkunde tot bewijs materiaal, dat alles goed was in de beste der werelden, en hun lot staafde de zegeningen van liberaal bewind, vrijhandel en staats-onthouding.[1] Want de staat jan-hen was na '48 vervangen door den staatnachtwaker, en "handjes thuis" het nieuw parool... behalve in dingen als spoorwegen en havens, waarin de handels-bourgeoisie een behulpzame hand noodig had. Maar de landbouw kon zich zelven helpen, de officieele Provinciale Commissies werden opgedoekt, voor landbouw-onderwijs was de leus der regeering "geen man en geen cent."

De boertjes werden slapend rijk. Ze kochten gouden hoofd-ijzers en piano's; en verlieten den aartsvaderlijken spaarkous, om klanten te worden der kommissionairs in effecten. Maar materieele bloei die niet het gevolg is van ekonomische ontwikkeling, van inspanning


  1. o.a. bij Vissering, Herinneringen II in "Regeling van het armwezen" het aan de pessimistische groot-uitmeters der armoede voorgehouden beeld:... "Verlustig uw oogen aan het welgedaan voorkomen onzer landlieden, en hun knappe en degelijke kleeding; aan den kostbaren opschik hunner vrouwen en dochters, bezoek hen op eigen hiem en hof en merk op, hoe hunne schuren en stallen verbeterd en vergroot, hunne woningen verfraaid zijn; treed de woningen binnen en let op hoe de zin voor comfort en levensgenot daar doordringt" (bl. 218).