Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/109

Deze pagina is proefgelezen

87

zijn zusje in de hand stopte. Ni voelde zich zoo rijk met de liefde harer beide lievelingen, met de geestelijke sympathie van haar broer.

Maar haar vader was niet altijd bij haar, hij had zijn werk; en waar hij werkte, daar mocht zij niet komen; immers zij mocht de afgesloten ruimte, haar verblijf, niet uit; en broer was maar enkele keeren in 't jaar thuis, hij ging nog school op Semarang. Haar oudste broer kwam thuis, hij was van school af, had eene betrekking op de plaats gekregen en woonde bij zijn ouders in. Ni's leven werd er niet vroolijker door — integendeel, 't werd droeviger. Leed zij vroeger vóór zijn komst door de koelheid van bijna al hare huisgenooten, door 't opgesloten zijn, door allerlei gewoonten, waaraan zij zich niet onderwerpen kon, thans kwamen gesar en geplaag het aantal harer grieven vermeerderen. Ni wilde, Ni kòn niet naar de pijpen van haren broeder dansen. "Jongeren zijn gehoorzaamheid aan ouderen verschuldigd", werd haar steeds voorgepredikt, en "vooràl moeten meisjes haar oudere broers gehoorzamen". Maar eigenzinnige Ni zag niet in, waarom dat zoo moest zijn. "Zij kon 't niet helpen", redeneerde zij, dat zij later dan haar broers geboren was; dat ze hun daarom gehoorzamen moest, vond ze zotgek. Zij was niemand, niemand gehoorzaamheid verschuldigd dan haar geweten, haar hart. En zij zou haar broer niets toegeven, dan alleen wanneer zij overtuigd was, dat hij gelijk had.