Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/114

Deze pagina is proefgelezen

92

gulzig groen en rijp. 't Gebeurde wel eens, dat zij een boek vol afschuw van zich wegwierp. Ze hoefde immers niet in boeken te zoeken, wanneer zij walgelijke, vieze dingen wilde weten; 't werkelijke leven zat er vol van, en juist om dàt te ontloopen, verwijlde ze in haar geest in werelden, die 't menschelijk vernuft schiep naar de natuur of fantaisie.

Er waren zooveel mooie boeken, waarvan zij onuitsprekelijk genoot, die haar al 't naars in 't leven deden vergeten. Mooie karakters, edele levensopvattingen, groote zielen en geesten, deden haar hartje gloeien van geestdrift en trillen van verrukking. Zij leefde geheel meê met alles, waarvan zij las. En aan lectuur ontbrak het haar niet; ze hoefde slechts haar hand uit te steken en te grijpen in den leestrommel, die elke week nieuwen voorraad bracht; en haar Vader, die haar zoo graag een pleizier deed en zelf schik had in haren leeslust, bedierf haar met boekgeschenken. Ze begreep lang niet alles, wat ze las; maar ze liet zich daardoor niet ontmoedigen. Wat bij de eerste lezing onbegrijpelijk was, werd bij de tweede reeds minder raadselachtig, en bij de derde of vierde lezing vrijwel verstaanbaar. Elk onbekend woord dat ze las, noteerde ze, om later, als haar lievelingsbroer thuis kwam, hem er de beteekenis van te vragen. En hij hielp zusje zoo graag en trouw. O! hoe hemelsch verrukt was ze, als ze naderhand bemerkte, dat de lectuur haar niet enkel genot schonk, maar ook oneindig veel leerde. O! indien zij haar bemind