Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/116

Deze pagina is proefgelezen

94

De ijskorst om Ni's hart smolt en warm klopte 't weer voor de vrouw, die haar 't leven schonk!

Broertje was tot zijn eerste jaar een gezond kind, maar sukkelde daarna, en drie jaar lang lag 't kleintje ziek, als 't ware in een aanhoudende worsteling met den dood. En aan deze ziekensponde leerde Ni, 't jonge kind, ten volle begrijpen, wat een moeder is.

Ze zag haar eigen tekortkomingen in; zij was zoo zelfzuchtig, ze dacht maar altoos aan eigen grieven, en dacht niet dat ook anderen grieven hadden, en dat zij daaraan schuld kon hebben. Zij was eens heelemaal van Moeder geweest, zooals broertje nu, ze kon zonder Moeder niet bestaan; toen waren die boeken enz. enz. gekomen en hadden haar van háár vervreemd. Moeder moest wel geleden hebben en leed misschien nu nog. Wel kon zij 't niet helpen, dat zij anders dacht dan Moeder, maar 't nam daarom niet weg, dat zij háár daarmee verdriet deed.

Klein broertje leerde haar nadenken, veelzijdig zien, leerde haar toegevendheid, dankbaarheid en geven zonder terug te vragen.

Vier jaren waren voorbijgegaan, rustig en kalm voor den oppervlakkigen toeschouwer, maar voor den scherpzienden, van innerlijken en uiterlijken strijd voor Ni.... Zij mocht dan veel geleerd hebben in drie jaren: zelfbeheersching, toegevendheid, aan zich zelf niet 't allereerst te denken, maar berusting had ze niet geleerd, kòn ze niet leeren. In haar hoofd